In Nederland ben je als fietser zo verwend,
dat je in een fietsbaar buitenland mogelijkheden verkeerd in kunt schatten. Je
mag soms op de snelweg fietsen, maar op sommige straten, bijvoorbeeld in Havana,
weer niet. Verkeersverrassingen te over.
Stevige
trap
Stralend weer, op weg naar een afspraak bij
de ambassade, dus op tijd komen! De richtste
weg loopt via een korte tunnel, daar steven ik nu snel op af. Aanhoudend toeterende
automobilisten wijzen me erop , dat ik daar niet mag fietsen. Maar gelukkig: ik
zie dat er parallel aan de autobanen een glad soort fietspad loopt.
De fiets erop getild. Voor zo’n klein stukje
doe ik mijn zonnebril niet af. Suizend snel rijd ik de donkerte in. Vlak voor
me doemt een grove stalen trap op.
Remmen! Het voorwiel klapt tegen het
stellage omhoog, het achterwiel schopt me over het lompe bouwsel. Dreunend kom
ik op mijn hoofd terecht. Ik sta verdwaasd op. Checken: bloed op het
fietsshirt, door kin en boven mijn oog, door de bril die mijn wenkbrauw
binnendringend verboog. De gescheurde fietshelm
heeft wel zijn werk gedaan. En ik heb niets gebroken, tanden zijn nog heel, wat
een mazzel. De kromme voorvelg heeft de voorband lek geknald; de achtervelg is tot scheurens ingedeukt.
De schuine voorbuis is aan de onderkant ingedeukt,
‘opgelopen’ in wielertermen. Maar ja, het is een stalen frame: thuis een nieuwe
buis erin, beetje richten en gaan, toch? Nu moet ik verder met de fiets over de
schouder. Ik strompel de tunnel uit. Shit, de stuurtas met camera, die zit niet
op de fiets! Weer terug, de tas ligt er gewoon nog en deze klik ik aan het
stuur. Verschrikt wijzen mensen me na, met de hand voor de mond. Een behulpzame
vrouw gebaart: policlínica. Bezorgd begeleidt ze me daar naartoe. Onderweg mogen
we de fiets bij een bedrijfje binnenzetten.
Kokette
uniformen
In de polikliniek wordt ik snel geholpen
door een kleine donkere verpleegster. Met netkousen.
Ik ga op de behandeltafel liggen, ogen
gesloten, liever blind voor wat komen gaat. Zachtmoedige prikjes rond ogen en kin. Wat een leuke
verpleegster eigenlijk. En die netkousen… Ik waan me in de wat minder nette
film The worlds luckiest patient. In
Cuba lopen zelfs politieagenten rond met die frivole kledingstukken. Ik moet
daar nog een foto van maken: dat vind ik nou echt een kenmerkend verschil
tussen Nederland en de Cariben. Zou die speelse kleding niet iets zijn voor de
Nederlandse agentes? Dan…met een plotse por wordt ik uit mijn dromerij
verstoord. Dat is snel gegaan, die zuster is naast wonderschoon ook nog eens
vakbekwaam!
Mañana wordt ik weer op ons controleafspraakje verwacht. Ik sta weer buiten en bedenk me: de behandeling was gratis. Het Cubaans communisme heeft dus ook mooie kanten. Ik charter een taxi en haal de fiets op. Op naar de casa: daar ga ik de hospita’s, Mariluz en Vivian, schrik aanjagen.
Ietwat
onhandige Engelsman
“Mister
Bien, que pasa?” Mr. Been? Misschien heb ik die bijnaam wel verdiend door
wat onbeholpen voorvallen: beroving, door de politie opgepakte Cubaanse
vriendin. Maar voor Spaanstaligen is “Wim” moeilijk uit te spreken: de W wordt
een B en een ìh wordt al gauw een ie. Maar
het troostkadootje bewijst het tegendeel.
Wel jammer van de rest van de fiestvakantie.
Ik zal me nog een week in Havana moeten vermaken. Niet erg, er zijn vervelender
steden. En leven is verhalen kunnen vertellen, toch? Als ik straks thuis kom
ben ik een verhaal en een paar stoere littekens rijker…